Het bestuderen van een eenvoudig 4-stemmig werk voor koor a capella is natuurlijk wat anders dan het studeren van een complex avondvullend orkestwerk. Toch zijn er veel overeenkomsten bij het bestuderen van een partituur. Het verschil zit vooral in de duur van het studeren. Bij het complexe avondvullend orkestwerk zal de studieduur aanzienlijk langer zijn dan bij het andere voorbeeld.
Vooraf
Vanwege de grote verspreiding van de media lijkt het voor de hand te liggen om een muziekwerk te bestuderen vanaf een opname. Vooral voor degenen die niet of minder goed piano spelen kan dit soms een goede manier zijn om kennis te nemen van een nieuw muziekwerk of een bepaalde manier van uitvoering. Voor een dirigent is dit echter nooit een alternatief voor het studeren van een werk. Indien je om eerder genoemde reden een opname beluistert, luister dan naar uiteenlopende opnamen. Eén opname, zeker van een onbekend werk, gaat gauw ‘in het hoofd’ zitten en belemmert je eigen beeldvorming van een werk. Studeer een partituur aan je bureau, al dan niet met behulp van een instrument (bijv. de piano). Deze manier van studeren duurt langer, maar is intensiever en leidt uiteindelijk tot een beter begrip van de partituur.
Informatie verzamelen.
We kunnen stellen dat de reden van het bestuderen van een partituur het verzamelen van zoveel mogelijk informatie is. Met die informatie proberen we een zo goed mogelijk beeld van de muziek te vormen. Dit beeld gebruiken we om tot een zo goed mogelijke uitvoering te komen. Hoe verzamelen we het beste die informatie?
Informatie verzamelen kan op een hoop manieren. Ik beschrijf hier een manier om zoveel mogelijk relevante informatie te verzamelen in zo kort mogelijke tijd. Met andere woorden: op een efficiënte manier.
De beste manier om dat te doen is om te werken van groot naar klein, ofwel studeren vanuit de optiek van een parachutespringer. Een parachutespringer overziet aan het begin van zijn sprong het geheel (bijvoorbeeld de hele provincie). Naarmate hij daalt ziet hij vervolgens steeds meer details (de regio, de stad, de wijk, de weilanden). Aan het einde van zijn sprong, bij de landing, kan hij bij wijze van spreke de grassprietjes zien van het weiland waar hij neerkomt. Belangrijk is hierbij de volgorde: van grof naar fijn, ofwel van overzicht naar detail. Wat betekent dat concreet?
Algemene informatie
We beginnen met het verzamelen van algemene informatie. In veel gevallen hebben we hier niet eens een partituur voor nodig:
- Wie heeft het werk geschreven?
- Wanneer is het werk geschreven?
- In welke periode?
- Is er sprake van een bepaalde culturele stroming?
- Om wat voor soort werk gaat het? Voorbeeld: een groot avondvullend orkestwerk of een korte ouverture?
- Wat is de lengte (in minuten) van het werk? Een stuk van 1 minuut ‘voelt’ anders en vereist een andere instelling van de dirigent dan een symfonie van 5 kwartier.
- Wat is de bezetting?
Voor velen lijkt dit misschien een overbodige constatering, maar het hoort toch echt tot de wezenlijke informatie over een muziekwerk.
Lezen – overzicht
Voor de volgende stap maken we een begin met wat eerder “…studeren vanuit de optiek van een parachutespringer.” werd genoemd. Daarbij gaan we de partituur eerst ‘lezen’, c.q. ‘bekijken’. Besteed hieraan bij een nieuwe, onbekende partituur (bij een bekend werk kan de procedure iets afwijken) voldoende tijd. Het beeld van de noten: de lay-out van de partituur, is hierbij van groot belang.
In dit stadium ben je nog helemaal niet bezig met wat er gespeeld of gezongen wordt of wat er klinkt. Als je daar te vroeg mee begint, bestaat vooral bij wat langere werken het risico dat je de ‘grote vorm’ uit het oog verliest of misschien nooit te pakken krijgt.
Begin met het ‘scannen’ (snel doorbladeren) van de partituur en probeer de volgende vragen te beantwoorden:
- Wat is de opbouw van het werk?
- Zijn er meerdere delen of gedeeltes?
- Als er verschillende delen zijn, is de bezetting hiervan gelijk?
- Als er verschillende delen zijn: wat kun je zeggen over de omvang van die delen?
Van groot naar klein
Bij een groot werk met meerdere delen gaan we nu over naar een kleinere eenheid, bijvoorbeeld één deel van het werk. Vanaf dit niveau is kennis van vormleer en structuuranalyse handig, zodat je compositievormen (sonatevorm, liedvorm, etc.) kunt herkennen. Maar ook zonder kennis hiervan kan waardevolle informatie worden verzameld. Bovenstaande vragen (opbouw, delen, bezetting, lengte) kunnen we nu opnieuw stellen. We bekijken dit deel iets nauwkeuriger, maar begin weer met ‘scannen’. We stellen nu ook iets andere vragen:
- Is er een bepaalde behandeling van de stemmen, c.q. van de instrumenten? Voorbeeld: lopen stemmen regelmatig paarsgewijs / heeft een stem veel meer, of kortere notenwaarden dan andere?
- Is de bezetting vrij constant of voortdurend wisselend? Werkt de componist veel in instrumentatie-‘blokken’, bijvoorbeeld alleen strijkers of alleen blazers of tegenover elkaar?
- Zijn er andere opvallende dingen in de partituur te zien?
- Kan ik door het verzamelen van bovenstaande informatie al een algemeen beeld krijgen van het stuk?
- Welke indruk maakt de partituur op me? Rustig / druk / complex / luidruchtig / ‘hoekig’ / langzaam, etc.? Waarom of waardoor?
- Zijn er (grote) overgangen in maatsoort, ritme, tempo, bezetting of dynamiek?
- Bestaat dit deel uit nog kleinere eenheden? waaraan zie ik dat? – vaak aan de lay out. Indien ja, hoe verhouden deze kleinere eenheden zich tot elkaar? Zitten er bijvoorbeeld herhalingen in? Markeer desnoods de kleinere eenheden met een potlood.
Neem een van de kleinere eenheden en stel -naast de bovenstaande- de volgende vragen:
- Zie ik herhalingen of markante plekken? Bijvoorbeeld: iedereen speelt hetzelfde, iedereen speelt hard, alleen 1 of 2 instrumenten spelen, er staat een dubbele streep, etc.
- Is er een grote variatie in gebruikte notenwaardes (kort/lang) of wordt er veel van eenzelfde notenwaarde gebruik gemaakt?
- Is het ritme veelal ongewijzigd of juist erg veranderlijk?
- Wordt er gebruik gemaakt van melodieën? Hoe is de verdeling over de diverse instrumenten/stemmen?
- Zijn er herhalingen zichtbaar? Worden er canonische of fugatische principes toegepast?
- Maakt het werk gebruik van toonsoorten?
Ga nu naar steeds kleine eenheden kijken, totdat je op het niveau van 1 maat bent. Doe dit vooral niet te snel, blijf bovenstaande vragen stellen en ga niet naar een kleinere structuur voordat de grotere uitgeplozen is. Omdat je tot nu steeds vanuit de grotere vorm hebt gewerkt, zal het makkelijker zijn om verbanden te ontdekken – herhalingen, thema’s, motieven, etc.
- Probeer nu ook ‘periodes’ in de partituur aan te tekenen. Periodes zijn groepen van 2, 3 of 4 maten (soms ook losse maten) die bij elkaar horen. De meeste muziek maakt gebruik van veelvouden van groepen van 2, 3 of 4 maten.
- Probeer zoveel mogelijk stemmen te zingen. Probeer je tijdens het zingen van één stem zoveel mogelijk andere stemmen voor te stellen.
- Probeer melodieën en thema’s te herkennen.
- Hoe loopt de frasering van een melodie?
- (voor zangers) Waar moet worden ademgehaald?
- Probeer toonsoorten te herkennen (bijv. dominant-tonica werking).
- Hoe is de samenwerking tussen de stemmen onderling? Nemen bijv. de stemmen dingen van elkaar over?
- Kun je al iets zeggen over plekken die waarschijnlijk lastig zijn? Met het oog op de repetities: Hoe kun je deze plekken het beste aanpakken? Zijn er manieren om de spelers/zangers te helpen?
Wanneer heb je een werk goed voorbereid?
In het ideale geval ben je goed voorbereid als je op een leeg blad notenpapier het hele bestudeerde werk kunt opschrijven. Gelukkig hoeft dat ook niet, om toch om tot hele goede resultaten te komen.
Het is moeilijk aan te geven wanneer je dat hebt bereikt of wanneer dit beeld volledig is. Als je bijvoorbeeld in staat bent om elke stem op elk willekeurig moment over te nemen en mee te zingen, ben je vooral goed voorbereid voor de eerste repetities en heb je alles in huis om een werk snel ‘op de rails’ te zetten. Daarmee ben je er echter nog niet. Tegelijkertijd moet je een beeld gaan vormen van het gehele werk en op zoek gaan naar de muziek achter de noten.
Als leidraad tijdens het voorbereiden kun je jezelf de volgende vraag stellen: “Is er een vraag over het werk te bedenken waar ik geen antwoord op weet?” Indien je een vraag kunt bedenken, ga dan op zoek naar het antwoord! “Weet ik van elke willekeurige plek in de partituur precies hoe het volgens mij moet klinken?“ Als leidraad tijdens de repetities kun je jezelf de volgende vragen stellen: “Ben ik tevreden met hoe dit klinkt?” “Zo nee, waarom niet?” “Wat wil ik anders en hoe bereik ik dat?”. Ben niet te gauw tevreden en denk niet dat je koor-/orkestleden het verschil toch niet merken. Ook minder goede koor- en orkestleden merken wanneer het resultaat beter wordt!
Samenvattend:
- Informatie verzamelen om tot een zo goed mogelijk beeld van de muziek te komen.
- Studeer bij voorkeur aan je bureau. Vooral in het begin van het studeerproces veel ‘lezen’ en ‘kijken’.
- Werk van ‘overzicht’ naar ‘detail’ in stappen. Kijk daarbij niet te vroeg naar details; houd altijd overzicht over het werk.
- Stel jezelf voortdurend vragen om te controleren of je de partituur ‘echt’ kent.
- Besteed voldoende tijd aan het voorbereiden van je partituren. Een gedegen voorbereiding is de helft van het resultaat.
Veel succes!
© Kleine steentjes muziektrainingen – www.kleinesteentjes.nl